Ik voelde mij kapot, ik kon gewoon niet meer. Ik had zoveel meegemaakt op korte tijd dat de rek uit mijn elastiek was. Mijn ouders waren kort na elkaar gestorven. Ik kreeg dat niet verwerkt. Het spookte in mijn hoofd: wat doen we hier nog? Voor wie zijn we er? Heeft iets nog zin? Ik knapte. Mijn dokter schreef me rust voor. Elke maand kreeg ik een nieuw briefje van één maand.3 maanden werd 6 maanden, 6 maanden 9 maanden. Soms voelde ik me wat beter, maar de volgende dag was het weer slecht. Het was een achtbaan. Bloedonderzoek, andere dokters,… ze vonden niets. Het zat tussen mijn oren. Ik sprak er ook met niemand over. Ik had een lieve vriend, maar ik wilde hem geen pijn doen en hem mee trekken in mijn somberheid. Dat verdiende hij gewoon niet. Mijn hoofd zei me ook allemaal rare dingen: ik wilde weg. Definitief. Ik voelde mij tot last en ondertussen durfde ik ook niet meer onder de mensen komen. Zeker niet die van mijn collega’s. Mijn drang om er einde aan te maken was erg groot.
De huisarts stuurde me door naar een hulpverlener. Ze begreep mijn probleem en ze raadde mij enkele werkgroepen aan.
Met lood in mijn schoenen ben ik dan naar een werkgroep gegaan. In het begin voelde dat vreemd aan. Maar toch had ik het gevoel mij zelf te kunnen zijn. Zonder dat iemand mij negatief beoordeelde. En na een tijdje begon ik te vertellen. En er kwam geen einde aan. Ik liet alles los. Ik had ook het idee dat ik er andere mensen mee hielp. Ik ontwikkelde weer een diepere band met mensen. Een band dat ik verloren had door de dood van mijn dierbaren.
Daarna ben ik samen met iemand van de werkgroep begonnen met hulp te bieden aan jonge mensen met een beperking. Wat soep helpen eten. Hun rolstoel duwen. Het was niet veel Maximum één uurtje per dag. Maar dát geeft me fors vooruit geholpen. Mijn leven kreeg een nieuwe betekenis. Ik had een nieuw doel in mijn leven.
Toen heb ik de draad weer op genomen. Ik leefde weer zelf en liet mijn leven niet beheersen door sombere gedachten. Door de dankbaarheid en de waardering van die kinderen kreeg ik weer zelfrespect. Daarna heb ik de knoop doorgehakt en heb ik gesolliciteerd bij het instituut. Halftijds om mij zelf niet te veel onder druk te zetten. En ik heb er nog steeds geen spijt van. Ik ontdek nieuwe mogelijkheden in mijzelf. Ik ben zelfs terug begonnen met sporten. Ik kom uit een hopeloze situatie maar heb een nieuwe wending gegeven aan mijn leven. Ik heb weer een beetje meer hoop en kan af en toe terug genieten van gewone dingen.